In de gezondheidszorg komen steeds vaker nieuwe termen voor zoals “insulineresistentie” en “lekke darm”. Beiden, en meer, komen in een blog aan de orde. Dit blog gaat over insulineresistentie en legt uit waarom dit van oorsprong een prima strategie van het lichaam is, maar heden ten dage toenemend een gezondheidsprobleem is en kan leiden tot diabetes type 2.

Na het eten van een maaltijd stijgt de bloedsuikerspiegel. Als reactie daarop gaat de alvleesklier insuline aanmaken, zodat de suiker (glucose) in het bloed in de cellen opgenomen kan worden. Als gevolg daarvan daalt de bloedsuikerspiegel weer tot het normale niveau. Insuline werkt hierbij als een soort sleutel die de deur van de cel open zet, zodat glucose naar binnen kan. Zodra de glucose in de cellen zit, wordt er een signaal naar de alvleesklier gegeven dat de insulineproductie kan stoppen. Als cellen niet meer reageren op insuline spreken we van insulineresistentie. In de animatie, onderaan dit blog, wordt dit ook tekenend uitgelegd.

De overlevingsstrategie die aan de oorsprong staat van insulineresistentie is de kunst van het lichaam om beschikbare snelle energie (glucose) te verdelen. Als je bijvoorbeeld ziek bent en het immuunsysteem daardoor meer energie nodig heeft, zorgt deze strategie ervoor dat bij de verdeling van de snelle energie in de vorm van glucose, het immuunsysteem de voorrang krijgt ten koste van andere organen, zoals de spieren, hersenen, het spijsverteringsstelsel en de voorplantingsorganen. Daarom heb je, als je bijvoorbeeld griep hebt, pijnlijke spieren, behoefte aan veel slapen, geen trek in eten en ook geen zin in seks. Deze organen zijn tijdelijk insulineresistent en dus voor energie afhankelijk van de vetverbranding (langzame energie) omdat ze geen glucose kunnen opnemen. Daardoor verlies je ook altijd wat gewicht tijdens een griep.

Insulineresistentie is dus een strategie om de beschikbare snelle energie (glucose) te verdelen naar de organen die de hoogste prioriteit hebben. Kortdurende, doelgerichte insulineresistentie, zoals bij koorts, is dus een gezonde reactie.

De effecten van chronische insulineresistentie

Het gaat mis als de insulineresistentie een chronische vorm aanneemt. Als men veel en vooral ook vaak (en vooral geraffineerde) koolhydraten eet, komt er veel meer (en vaker) glucose in de bloedbaan terecht. De alvleesklier gaat hierdoor zo’n 5 tot 7 keer zoveel insuline produceren om al die suikers op te laten nemen in de cellen. Het effect is echter op termijn tegengesteld. De cellen worden namelijk steeds minder gevoelig voor het insuline als sleutel en stoppen met reageren.

Je kunt dat vergelijken met de manier waarop je reageert als iemand tegen je praat. Als er rustig tegen je gesproken wordt dan luister je. Als iemand continue tegen je aan zit te ratelen of schreeuwt, dan sluit je je af en wordt op een gegeven moment “doof” voor de woorden van die ander.

Als cellen insulineresistent worden komt er dus geen glucose meer in de cel en gaat er ook geen stopsignaal meer naar de alvleesklier, zodat deze steeds meer insuline aan gaat maken. Na elke maaltijd of snack zorgen deze hoge insulinespiegels al snel weer voor een enorme daling van de bloedsuikers. Dit leidt weer tot cravings naar eten, want zo’n dip voelt niet lekker.  Een deel van de glucose in het bloed wordt normaliter opgeslagen in de spieren en de lever in de vorm van glycogeen. Een bepaalde voorraad aan glycogeen is goed, dat is onze energiereserve. Een teveel aan glucose geeft een teveel aan glycogeen en dat leidt tot leververvetting en opslag in vetcellen, bij voorkeur rond de buik. Insuline stimuleert ook de vetaanmaak, daarmee verdwijnt de glucose tenslotte óók uit de bloedbaan. Van leververvetting word je moe en lusteloos. En van de opslag in het buikvet word je dik.

Deze gevolgen van insulineresistentie worden vaak pré-diabetes genoemd. Chronische insulineresistentie zorgt voor een langdurig energietekort van bepaalde organen waardoor zij niet meer naar behoren kunnen functioneren. Dit leidt in eerste instantie tot subtiele ongemakken, zoals vermoeidheid, geen zin om te sporten, prikkelbaarheid, acné, een verlaagd libido, geheugenproblemen en een verminderde concentratie. Na verloop van tijd leidt insulineresistentie tot serieuze problemen zoals overgewicht, hoge bloeddruk, gewrichtsklachten, PCOS, PMS en depressie.

Uiteindelijk kan de alvleesklier (door de langdurige overbelasting) niet meer voldoende insuline produceren om de bloedsuikerspiegel voldoende te laten dalen. Dit is het eindstadium van insulineresistentie en het begin van diabetes type 2.